Waar komen de nieuwe huisjes te staan?
De locaties van de honderden extra transformatorhuisjes bepalen Stedin en de betrokken gemeenten met elkaar. Stedin kijkt dan vooral naar waar het technisch mogelijk is. "Wat vraagt het net van ons, dus waar moet het ongeveer komen? We kijken ook of de kabels naar de huizen toe niet te lang worden", zegt Bijl. Een centrale plek is dus noodzakelijk.
De gemeente kijkt meer naar de directe omgeving. "Mensen willen zo'n transformatorhuisje niet direct voor hun raam. En we willen het ook niet op plekken waar nu nog veel aan de openbare ruimte gedaan moet worden. Zo'n huisje zet je ook liever niet midden in een speeltuin, of in het hart van een winkelcentrum", zegt de wethouder. "Hier kijken we goed naar en trekken we grenzen. Dat doet Stedin natuurlijk ook. Maar het zal zeker af en toe kunnen schuren in de discussie."
Beide partijen doen hun best om de transformatorhuisjes zoveel mogelijk aan de randen van wijken neer te zetten, of op plekjes waar nog ruimte is. "Maar ze moeten er wel komen, want anders wordt het de keuze dat je straks minstens een deel van de dag geen stroom meer hebt", zegt de wethouder. "Dat gaat dan zomaar om zes of acht uur per dag en daar zit ook niemand op te wachten." Stroomuitval wordt met de nieuwe transformatorhuisjes nu voorkomen.
Wat merkt de omgeving?
De aanleg van al die huisjes is ingrijpend. Het gaat namelijk niet alleen om de huisjes zelf, maar ook om de aanleg of het vervangen van allerlei ondergrondse kabels. "Een op de drie straten moet open om de kabels die er liggen te versterken", vertelt Bijl.
In één buurt is Stedin soms wel een jaar of twee jaar bezig. "Het plaatsen van zo'n huisje is binnen twee tot drie dagen gebeurd, maar vervolgens moet je met die kabels aan de slag. Die stoepen liggen dan niet al die tijd open, maar dan zijn we wel een lange tijd zichtbaar in de wijk aan het werk."